1 Thessalonians 3

1) [deze]

Dat is, dit verlangen naar u, van hetwelk hij in 1 Thess. 2:17, 1 Thess. 2:18 heeft gesproken

1Th 2.17,18
2) in

Dat is, in de prediking en verbreiding des Evangelies.

3) van uw

Of, aangaande uw geloof; of vanwege uw geloof. Anderen lezen, ons geloof.

4) bewogen

Namelijk om van het geloof te wijken of te twijfelen, Zie 2 Thess. 2:2. Het Griekse woord betekent herwaarts en derwaarts bewogen te worden.

2Th 2.2

5) hiertoe

Namelijk om voor den naam van Christus te lijden. Zie 2 Tim. 3:12.

2Ti 3.12

6) gesteld

Dst is, geschikt, verordineerd zijn, namelijk van God, gelijk dit woord stellen ook genomen wordt Luk. 2:34.

Lu 2.34
7) voorzeiden

Namelijk gelijk hij aan andere gemeenten ook heeft gedaan. Zie Hand. 14:22; Rom. 8:17, Rom. 8:29.

Ac 14.22 Ro 8.17,29
8) [deze]

Dat is, dit verlangen naar u, gelijk 1 Thess. 3:1.

1Th 3.1

9) [hem]

Namelijk Timotheus.

10) de verzoeker

Dat is, de Satan door de vervolgingen en andere verleidingen. Zie Matth. 4:3.

Mt 4.3

11) onze

Namelijk dien wij aangewend hebben om u het Evangelie te verkondigen.

12) ijdel

Dat is, vruchteloos.

13) gekomen

Dat is, wedergekomen was, namelijk bij ons te Corinthe, nadat wij hem tot u van Athene gezonden hadden. Zie Hand. 18:1, Hand. 18:5.

Ac 18.1,5

14) van uw

Dat is, van uwe standvastigheid in het geloof.

15) door

Dat is, door het getuigenis, dat wij gehoord hebben van uw geloof.

16) leven

Dat is, wij zijn vrolijk en welgemoed, gelijk 1 Thess. 3:9 verklaart.

1Th 3.9

17) [vast]

DAt is, in het geloof op den Heere; want door het geloof worden wij met Christus verenigd.

18) voor onzen

Dat is, oprecht als in Gods tegenwoordigheid, niet alleen voor de mensen, gelijk Luk. 1:6.

Lu 1.6
19) om

Dat is, om bij u tegenwoordig te zijn.

20) te volmaken

Dat is, ulieden in het geloof volkomenlijker te onderwijzen, hetwelk de apostel daarom zegt, omdat hij door de bittere vervolging der Joden weinig tijd bij hen had kunnen blijven. Zie Hand. 17:10.

Ac 17.10
21) vermeerdere

Dat is, make dat gij meer en meer toeneemt, die het gebrek Zijner dienaren door Zijnen Geest lichtelijk kan vervullen.

22) wij

Namelijk overvloedig in de liefde jegens u.

23) in de

Of, tegen de toekomst.

24) Zijne heiligen

Namelijk engelen, gelijk uitgedrukt wordt 2 Thess. 1:7, hoewel het ook breder kan genomen worden voor de heilige zielen, die met Christus uit den hemel in het gezelschap der engelen zullen afkomen, om met hunne lichamen weder verenigd en verheerlijkt te worden.

2Th 1.7
Copyright information for DutKant